Agents

Op deze pagina kunt u de configuratie voor de CIS-serveragenten instellen. Klik op het tabblad Settings (Instellingen) zodat de pagina Agent Settings (Agentinstellingen) wordt weergegeven. U kunt kiezen uit:

Global Configuration for All Agents (Globale configuratie voor alle agenten)

Dit gedeelte bevat de gemeenschappelijke configuratie voor alle CIS-agenten op de OES-servers die zijn verbonden met de CIS-server. Dit gedeelte bevat onder andere:

  • Port (Poort): Hier geeft u aan via welke poort de CIS-agenten op de OES-servers met de CIS-server communiceren. De standaardwaarde is 8000.

    OPMERKING:Als u de poort wijzigt, moet u de bestaande poort sluiten.

  • Log Level (Logboekniveau): Selecteer het logboekniveau voor alle CIS-agenten. De opties zijn: Panic (Paniek), Fatal (Fataal), Error (Fout), Warn (Waarschuwen), Info (Informatie) en Debug (Fouten opsporen). Het standaard logboekniveau is Info.

  • Throttling (Beperking): Klik op de schakelknop (Aan) om de gegevensoverdrachtsnelheid van de teruggehaalde bestanden te regelen. Standaard is deze instelling uitgeschakeld (Off). U kunt kiezen uit:

    • Duration (Duur): Geef het tijdsinterval in seconden op waarbinnen het opgegeven aantal bestanden in File Limit (Bestandslimiet) moet worden teruggehaald. De standaardwaarde is 60 seconden.

    • File Limit (Bestandslimiet): Geef het totale aantal bestanden op dat moet worden teruggeroepen binnen de opgegeven waarde voor Duration (Duur). De standaardwaarde is 100.

    Stel dat de waarde voor Duration (Duur) 30 seconden is en de waarde voor File Limit (Bestandslimiet) 60 is, wat aangeeft dat er maximaal 60 bestanden op een bepaald moment kunnen worden teruggehaald, afhankelijk van de bestandsgrootte en de netwerkbandbreedte. Als we ervan uitgaan dat er in de eerste 10 seconden 60 bestanden worden teruggehaald, dan is de tijd die nodig is om de resterende bestanden terug te halen gebaseerd op de volgende regel:

    Terughaalsnelheid per bestand = Duur/Bestandslimiet = "n" seconden, wat betekent 30/60 = 0,5 seconden.

  • Online/Offline: Schakelt het terughalen van gegevens in of uit voor alle CIS-agenten. De standaardinstelling is Online.

  • Enabled/Disabled (Ingeschakeld/uitgeschakeld): Schakelt de gegevensmigratie en het terughalen van gegevens in of uit voor alle CIS-agenten op de OES-server die is verbonden met CIS. De standaardinstelling is Enabled (Ingeschakeld).

    Als deze optie is uitgeschakeld, worden alle CIS-agenten uitgeschakeld. Als u de CIS-agenten weer wilt inschakelen, stelt u de schakelknop in op Enabled (Ingeschakeld), klikt u op SAVE (OPSLAAN), meldt u zich vervolgens handmatig aan bij de OES-servers en start u de CIS-agentenservice opnieuw op.

Nadat u de globale configuratie hebt ingesteld, klikt u op SAVE (OPSLAAN).

Configuration for Each Agent (Configuratie voor elke agent)

Dit gedeelte bevat een lijst met alle CIS-agenten op een OES-server die verbonden is met de CIS-server. Het bevat de instellingsparameters voor individuele CIS-agenten.

OPMERKING:De agenten in de gemarkeerde rijen worden geconfigureerd met de globale agentconfiguratie.

  • Agent Name (Agentnaam): Toont de naam van de CIS-agent op de OES-server die verbonden is met CIS.

  • Data Server (Gegevensserver): Selecteer de vereiste URI van de CIS-gegevensserver waarmee de CIS-agent moet communiceren. Standaard wordt de URI van de CIS-server weergegeven.

  • Port (Poort): Geef de poort op die de CIS-agent op de OES-server moet gebruiken om met de CIS-gegevensserver te communiceren. De standaardwaarde is 8000.

    OPMERKING:Als u de poort wijzigt, moet u de bestaande poort sluiten.

  • Log Level (Logboekniveau): Selecteer het logboekniveau voor de CIS-agent. De opties zijn: Panic (Paniek), Fatal (Fataal), Error (Fout), Warn (Waarschuwen), Info (Informatie) en Debug (Fouten opsporen). Het standaard logboekniveau is Info.

  • Agent State (Agentstatus): U kunt onder andere de volgende browsers gebruiken:

    • Online/Offline: Hiermee schakelt u het terughalen van gegevens op de desbetreffende CIS-agent in of uit. De standaardinstelling is Online.

    • Enabled/Disabled (Ingeschakeld/uitgeschakeld): Hiermee schakelt u de gegevensmigratie en het terughalen van gegevens op de desbetreffende CIS-agent in of uit. De standaardinstelling is Enabled (Ingeschakeld).

      Als deze optie is uitgeschakeld, wordt de CIS-agent ook uitgeschakeld. Als u de CIS-agent weer wilt inschakelen, stelt u de schakelknop in op Enabled (Ingeschakeld), klikt u op SAVE (OPSLAAN), meldt u zich vervolgens handmatig aan bij de OES-server en start u de CIS-agentenservice opnieuw op.

Nadat u de agentconfiguratie hebt ingesteld, klikt u op SAVE (OPSLAAN).

Voor meer informatie zie: Juridische kennisgevingen.